TOELICHTINGEN
Di Lasso, Orlando (1532-
Roland de Lâtre was koorknaap aan de Sint-
In 1556 benoemde Albrecht V, de hertog van Beieren, hem tot lid van de hofkapel te München, waarvan hij vier jaar later leider werd en bleef tot zijn dood. Zijn laatste jaren werden gekenmerkt door melancholie, wellicht een gevolg van overmatig werken.Di Lasso werd door tijdgenoten boven andere componisten gesteld, zoals blijkt uit bijnamen als Vorst der muziek en Belgische Orpheus. Hij is de grootmeester van het motet. Hij was bevriend met de Duitse kunstenaar Hans Mielich, die motetten van Di Lasso illumineerde. In München staat een standbeeld van Di Lasso en de Orlandostraat leidt naar het Orlandohuis, dat op de plaats staat waar Di Lasso woonde. Orlando di Lasso schreef onder meer 53 vier-
Palestrina, Giovanni Pierluigi (1525-
Laudate Dominum omnes gentes
Laudate eum, omnes populi
Quoniam confirmata est
Super nos misericordia eius,
Et veritas Domini manet in aeternum.
Loof de Heer,alle volken,
prijs hem,alle naties.
Want zijn liefde is overstelpend
voor ons,
eeuwig duur de trouw van de Heer
Over Palestrina
Giovanni da Palestrina werd omstreeks 1525 geboren, vermoedelijk in Palestrina nabij Rome. In 1537 was hij koorknaap aan de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome. Van 1544 tot omstreeks 1551 was hij organist en kapelmeester in de kathedraal van zijn geboortestad. In 1547 trad hij in het huwelijk met Lucrezia di Francesco Gori, een dochter van een bemiddelde wijnbouwer. Zij kregen samen twee zoons: Rodolfo en Angelo. In 1551 werd Palestrina kapelmeester aan de Cappella Giulia van de Sint-
Palestrina heeft een enorme hoeveelheid geestelijke en wereldlijke composities nagelaten, waaronder
honderden missen, motetten en madrigalen. Zijn composities worden gekenmerkt door een heldere
melodische structuur en gebalanceerde harmonie in de zangpartijen. De muzikale hervorming binnen
de Katholieke Kerk waartoe het Concilie van Trente (1545-
stijl van Palestrina. De legende wil dat Palestrina zijn Missa Papae Marcelli (Mis voor Paus Marcellus)
speciaal componeerde om de deelnemers aan dit concilie te overtuigen van de noodzaak tot
hervorming van de kerkmuziek zonder de verworvenheden van de polyfonie op te geven. De mis werd
echter voor het eerst gepubliceerd in 1567, vier jaar na het concilie.
Palestrina's stijl kreeg navolging van onder anderen Gregorio Allegri en Tomás Luis de Victoria. Zijn
stijl werd het schoolvoorbeeld van de zogeheten prima prattica.
Tijdens zijn leven is maar een gering deel van Palestrina's muziek in druk verschenen. In de 19e eeuw
kwam er hernieuwde belangstelling voor zijn werk, door de inspanningen van onder anderen Luigi
Cherubini en Vincent d'Indy. Een eerste uitgave van de verzamelde werken in 33 delen verscheen in de
jaren 1862–1903 bij Breitkopf & Härtel in Leipzig.
Couillart, Dulos (16e eeuw) Viri Galilaei
Magnificat antifoon voor Hemelvaartsdag uit 1534
Viri Galilaei, quid admiramini aspicientes in caelum? Alleluia. Quemadmodum vidistis eum ascendentem in caelum, ita veniet, Alleluia.
Men of Galilee, why do you stand here gazing into the sky? This Jesus, who has been taken up from you into heaven, will come back in the same manner. Alleluia.
Philps, Peter (1565-
uit 1612, Cantiones sacrae quinis vocibus, no 20
Ps. 46:5
Ascendit Deus in jubilatione, et Dominus in voce tubae.
Dedit dona hominibus.
Alleluia.
Ps. 102:19a Dominus in caelo paravit sedem suam.
Alleluia.
God is gone up with a merry noise, and the Lord with the sound of the trumpet. The Lord hath prepared his seat in heaven.
Over Peter Phillps
Philips is geboren in 1560 of 1561, in Devonshire of misschien Londen. Van 1572 tot 1578 verliep zijn loopbaan als koorknaap bij de Sint-
In het jaar 1582, waarin Philips Engeland voorgoed verlaat zoals zovele anderen vanwege hun katholieke geloofsovertuiging, verbleef hij kortstondig in de Spaanse Nederlanden voor hij naar Rome doorreisde. Daar trad hij in dienst van kardinaal Alessandro Farnese (1520-
Zodra Philips in 1597 in Brussel een betrekking had als organist van de kapel van aartshertog Albrecht VII van Oostenrijk, sinds 1595 landvoogd van de Nederlanden, nam zijn leven een gunstigere wending. Het jaar daarop verscheen een bundel met achtstemmige madrigalen. Philips werd tot priester gewijd na de dood van zijn vrouw en kinderen. De meningen zijn verdeeld over de vraag of dat in 1601 of 1609 was. In München verschijnen in 1609 zijn vroegst bekende geestelijke werken: drie motetten, opgenomen in een verzamelbundel. In elk geval verwierf hij in 1610 een kanunnikschap in Zinnik en in 1622 of 1623 in Bethune. Philips’ aanstelling aan het hof stelde hem in staat de beste musici van zijn tijd te ontmoeten, onder anderen Girolamo Frescobaldi, die de Nederlanden in 1607-
Nog bij leven verwierf Philips veel aanzien. Zijn werken geraakten verspreid tot in Stockholm en Lissabon. In een reeks schilderijen die de zintuigen voorstellen, geeft Jan Brueghel de Oude bij het Gehoor dit zintuig mede gestalte door een partituur van Pietro Philippi, Inglese’s zesstemmige madrigalen bij de rekwisieten op te nemen, wat kan gelden als een bescheiden eerbetoon aan de componist.[2]
Philips stierf in 1628. Wellicht was dat in Brussel, waar hij is begraven.
Philips, Peter (1565-
Jubilate Deo, omnis terra; servite Domino in lætitia. Intrate in conspectu eius in exsultatione,
quia Dominus ipse est Deus.
Psalm 100
100:1 O be joyful in the Lord, all ye lands:
100:2 Serve the Lord with gladness, and come before his presence with a song.
100:3a For the Lord he is God;
Wagenaar, Johan (1862-
De kerkvader Ambrosius schreef de tekst van deze hymne, maar noemt wonderlijk de hemelvaart zelf niet. Hij beschrijft in dit loflied wat Jezus heeft betekend voor de mensen en dat Hij nu zit aan de rechterhand van de vader. Blijkbaar wilde hij zich niet wagen aan een beschrijving of duiding van de hemelvaart zelf.
Over Johan Wagenaar
Geboren in Utrecht, buitenechtelijk, was hij de zoon van Cypriaan Gerard Berger van Hengst en Johanna Wagenaar. Wagenaars ouders waren van verschillende sociale lagen: zijn vader was een aristocraat, terwijl zijn moeder van meer bescheiden afkomst was. [1] Om deze reden waren Wagenaars ouders niet getrouwd, en dus kreeg Wagenaar de naam van zijn moeder als zijn familienaam. Hoewel Wagenaar het kwalijk vond dat zijn ouders nooit trouwden, werd hij zeker niet verwaarloosd door zijn vader. Wagenaar bleek als kind al een talent voor muziek. Hij begon echter pas op 13-
De Klerk, Albert (1917-
Pater noster qui es in coelis, Sanctificetur nomen tuum; adveniat regnum tuum; fiat voluntas tua sicut in coelo et in terra; panem nostrum quotidianum da nobis hodie; et dimitte nobis debita nostra, sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in tentationem, sed libera nos a malo
Vanaf zijn zestiende jaar tot aan zijn dood is Albert de Klerk organist op het Adema-
Clemens non Papa (1510-
Song of Solomon 2:1-
2:1 Ego flos campi et lilium convallium.
2:2 Sicut lilium inter spinas sic amica mea inter filias.
2:3a Sicut malus inter ligna silvarum, sic dilectus meus inter filios.
2:3b Sub umbra illius quem desideraveram sedi, et fructus ejus dulcis gutturi meo.
2:4 Introduxit me Rex in cellam vinariam ordinavit in me charitatem.
2:5 Fulcite me floribus, stipate me malis quia amore langueo.
4:12 Hortus conclusus soror mea sponsa, hortus conclusus fons signatus.
4:15 Fons hortorum puteus aquarum viventium quae fluunt impetu de Libano
2:1 I am the rose of Sharon, and the lily of the valleys.
2:2 As the lily among thorns, so is my love among the daughters.
2:3a As the apple tree among the trees of the woods, so is my beloved among the sons.
2:3b I sat down under his shadow with great delight: and his fruit was sweet to my taste.
2:4 He brought me into the banqueting house, and his banner over me was love.
2:5 Stay me with flagons, comfort me with apples: because I am sick of love.
4:12 A garden inclosed is my sister, my spouse; a spring shut up, a fountain sealed.
4:15 A fountain of gardens, a well of living waters, and streams from Lebanon
Over Clemens non Papa
Er wordt verteld dat hij zijn bijnaam "non Papa" zichzelf had gegeven zodat de mensen hem zouden onderscheiden van de Ieperse dichter Clemens Papa (Clément de Paepe). Ook de paus (Latijn: papa) heette toen Clemens. Andere bronnen beweren dat er geen redenen toe zijn om dit aan te nemen. Soms wordt ook gesuggereerd dat hij de aanduiding 'Clemens, niet de paus' bij wijze van grap droeg.
Van zijn leven is weinig bekend. Hij was afkomstig uit een van de zeventien Provinciën van het huidige België of Nederland (misschien Zeeland). Zijn eerste compositie verscheen in 1536. In maart 1544 werd hij benoemd tot zangmeester aan de Sint-
waarschijnlijk werkzaam aan het hof van Filips II van Croÿ, hertog van Aerschot en generaal van keizer Karel V. In 1550 was hij gedurende drie maanden te gast in 's-
In tegenstelling tot een aantal van zijn tijdgenoten lijkt Clemens nooit naar Italië te zijn geweest. Zijn stijl is "noordelijk" gebleven zonder Italiaanse invloeden. Hij heeft talrijke composities geschreven, onder meer 15 missen, meer dan 200 motetten en vier boeken met in totaal 159 driestemmige psalmen in de Nederlandse taal (souterliedekens). Deze werden uitgegeven door Tielman Susato in Antwerpen.
Sweelinck, Jan Pieterszoon (1562-
Chantez à Dieu chanson nouvelle,
Chantez, ô terre universelle,
Chantez, et son Nom bénissez.
Et de jour en jour annoncez
Sa délivrance solennelle.
Sing to the Lord a new song,
Sing, all the earth,
Sing, and bless his name.
And from day to day announce
His great salvation (lit. "solemn deliverance" )
Over Sweelinck
Sweelinck was als componist en als muziekpedagoog tot ver buiten de landsgrenzen bekend en beroemd. Reeds tijdens zijn leven verschenen vele van zijn vocale werken in druk en verspreidden zich over geheel Europa. Zo verschenen er in Berlijn zogeheten 'roofdrukken' in het Duits (in de zogeheten Lobwasser-
Van alle reizen die Sweelinck gemaakt heeft, staat er slechts één naar het buitenland geregistreerd: zijn dienstreis naar Antwerpen in 1604, bekostigd door de stad Amsterdam, waar hij bij de klavecimbelbouwers Ruckers in opdracht van het Amsterdamse stadsbestuur een nieuw klavecimbel kocht. Alleen het beschilderde deksel van dit stadsklavecimbel bleef bewaard.
De Engelse musici Peter Philips en John Bull, katholieken die naar de zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden waren gevlucht, zochten Sweelinck op in Amsterdam voor collegiaal contact. Philips deed dit in 1593 vanuit Brussel, John Bull ondernam veel later dezelfde reis met hetzelfde doel. Van laatstgenoemde is een fuga overgeleverd die op een thema van Sweelinck gebaseerd is. In het beroemde (handgeschreven) Fitzwilliam Virginal Book, dat rond 1600 werd samengesteld uit 297 composities voor het virginaal, blijken vier composities van Sweelinck te zijn opgenomen.
Opmerkelijk genoeg zijn tijdens Sweelincks leven geen klavierwerken (orgel, klavecimbel) uitgegeven. Wel verzorgde zijn oud-
Hoewel van Sweelinck bekend is dat hij veel meer muziek heeft geschreven, onder meer voor andere instrumentale en/of vocale bezetting, lijkt daarvan niets bewaard te zijn gebleven.
Hassler, Hans Leo (1564-
Kein grösser Freud hett ich auff diser Erden
dann wann du mir mein Schatz zu Theil möchst werden,
daß ich mit dir nach meiner Begier ganz freundlich könnte schertzen.
Schöns Lieb, dich bitt ich eben,
wöllst dich mein Willn ergeben,
so wolln wir beid in Lieb und Leid ehlich beysammen leben.
Di Lasso, Orlando (1532-
1596 in Madrigali a otto voci (Pierre Phalèse), no. 20, p. 21
Tutto lo dì mi dici: «Canta, canta!»
Non vedi ca non posso refiatare!
A che tanto cantare?
Vorria che mi dicessi «Sona, sona!»
Non le campan'a nona
Ma lo cimbalo tuo
Se canto ri-
S'io t'haggio sott' a st'ogne.
All day you tell me: "Sing, sing!"
Don't you see I can't catch my breath?
What good is all this singing?
I wish you would tell me, "Play, play!"
Not the bell for Nones [afternoon prayer]
But your own keyboard.
I would sing "Ri-
If I had you under my fingers.
Over Hassler
Hassler was de zoon van organist Isaak Hassler. Hij werd tijdens zijn jeugd in Neurenberg sterk beïnvloed door de muziek van Orlandus Lassus, die in Duitsland zeer populair was. In 1584 trok hij naar Venetië om er in de leer te gaan bij Andrea Gabrieli; zijn latere werk toonde dan ook Italiaanse invloeden, en vele van zijn liederen waren in het Italiaans. Daar Gabrieli zelf nog een leerling van Lassus was geweest, werd de chansonstijl in Hassler nog versterkt. Hij inspireerde zich op het canzonetta, en componeerde daarnaast in de meerkorige stijl, waarmee hij een voorloper van Schütz was. Bij zijn terugkomst in Duitsland ging Hassler in dienst bij een bankiersfamilie in Augsburg, waar hij snel nationaal bekend werd. Tot 1601 verbleef hij nog te Augsburg, ondanks een aanbod van Moritz, landgraaf van Hessen, de mecenas-
Hasslers werk vertoont sterk de invloed van het Italiaanse madrigaal, maar bouwt eveneens voort op de traditie van Lassus. Hij componeerde redelijk wat muziek (klavierwerken al meer dan 110: zoals 29 canzona's, 24 ricercares, 16 toccata's) en wat hij naliet, is van een uitzonderlijke kwaliteit en erg gevarieerd. Naast profane en religieuze meerstemmige liederen en psalmen, in het Duits en Italiaans, schreef hij een aantal instrumentale werken, veelal voor koperblazers. Hij was protestant, maar werd als componist ook door katholieken hoog in het vaandel gedragen. Het belang van Hassler zit hoofdzakelijk in zijn bemiddelende functie tussen de Duitse liedstijl en Italiaanse canzonette; hij effende de weg voor de vroege Duitse Barokmuziek.
Bekende liederen van Hassler zijn onder meer Tanzen und springen, Herzlieb zu dir allein, Ach Weh des Leiden, Vivan sempre i pastori en Auß tieffer Noth. Het beroemdst is waarschijnlijk Mein Gmüth ist mir verwirret; deze melodie werd door Johann Crüger gekopieerd en vervolgens door Bach gebruikt, als basis voor het koraal O Haupt voll Blut und Wunden uit diens Mattheuspassie.
Het werk van Hassler, ofschoon beperkt, geldt als behorende tot het belangrijkste Duitse Renaissancerepertoire.
Di Lasso, Orlando (1532-
1581 in Libro de villanelle, moresche et altre canzoni, no. 24
O la, o che bon echo! Pigliamo ci, piacere!
Ha ha ha ha ha, ridiamo tutti!
O bon compagno! Che voi tu? Voria che tu cantassi una canzona.
Perchè? Perchè si? Perchè no? Perchè non voglio. Perchè non voi?
Perchè non mi piace! Taci dico!
Taci tu! O gran poltron! Signor, si!
Orsu non più! Andiamo! Adio bon echo! Adio bon echo!
Rest' in pace! Basta! Basta! Basta! Basta!
My word! what a lovely echo! let's try it out. Pleased to meet you!
Ha ha ha ha ha, let's all laugh!
Oh my fine companion? What do you want? I'd like you to sing a song
Why? Why should I? Why not? Because I don't want to.
Why don't you want to?
Because I don't feel like it! Shut up I say!
You shut up, you big fool!. Yes Sir!
Come now, no more! Let's go!. Goodbye good echo!
Peace be with you. That's enough, enough,
Händel, Georg Friedrich (1685-
Let the bright seraphim da capo aria was the musical mainstay of late Italian Baroque opera, an A-
The oratorio L’Allegro, il Penseroso, ed il Moderato was premiered in February 1740, a time when Handel was still also writing and producing opera. James Harris, a member of the circle of friends who were taking a keen interest in Handel’s development of large-
The theme and its pastoral imagery inspired Handel fully. The da capo aria known generally simply as “Sweet Bird” comes from the middle of Part I, and is sung by the allegorical character Penseroso. An obbligato flute provides the pictorial warbling in the main section. The bird song is absent in the contrasting middle section in the parallel minor mode, with steadily pulsed chords in the strings.
In 1713 Handel was the latest thing in the hotly contested opera world of London, but still very much an establishment outsider, when he made his only attempt at a court ode, with mixed results. Queen Anne’s illness prevented its performance, but she evidently appreciated the gesture, for later that year she took him into her official service, with an annual pension. “Eternal Source of Light Divine” is not a da capo aria, but rather the short, through-
The oratorio Samson, drafted while Handel was working simultaneously on Messiah in 1741, is another work based on Milton’s poetry. Brilliant arias with trumpet obbligatos were standard practice for moments of grand ceremony and celebration in operas and oratorios, and “Let the Bright Seraphim” comes at the very end of Samson, just before the final chorus. Sung by an anonymous “Israelitish Woman,” the aria summons the celestial hosts of seraphim and cherubim to hail the dead hero, with trumpet figures responding to the singer. In the oratorio the aria proceeds directly into the chorus after its contrasting section (without trumpet, in the relative minor mode), but as an excerpt it makes the full da capo return readily.
Händel, Georg Friedrich (1685-
Meine seele hört im Sehen,
wie, den Schöpfer zu erhöhen,
alles jauchzet, alles lacht.
Höret nur, des erblühnden Frühlings Pracht
ist die Sprache der Natur,
die sie deutlich durchs Gesicht
allenthalben mit uns spricht.
Over Händel
Georg Friedrich Händel (Engels: George Frideric Handel) (Halle an der Saale, 23 februari 1685 – Londen, 14 april 1759) was een barokcomponist. Händel schreef veel muziek-
Samen met Johann Sebastian Bach, die in hetzelfde jaar (1685) werd geboren, wordt Händel als een van de grootste componisten van zijn tijd gezien. Händel componeerde in totaal meer dan 610 werken, waarvan vele nog steeds worden uitgevoerd.